Jij wilt budgetteren. Hoe begin je? Want wat is een goed budget-bedrag? Wij helpen je op weg.
Een budget is een potje met geld, dat je aan een bepaalde uitgave besteedt. Dat kan van alles zijn. Bijvoorbeeld boodschappen, vakantie, kleding, toiletartikelen, leuke dingen en abonnementen. Vooraf bepaal je welk bedrag je mag uitgeven. En daar houd je je aan. Minder mag, meer niet.
Stap 1: Inzicht in je financiën
Beginnen met budgetteren doe je door inzicht te creëren in je financiën. Stap 1 is het onder elkaar zetten van je inkomsten en uitgaven. Dus: hoeveel geld komt er binnen? En hoeveel gaat eruit? Schrijf echt alles op. Het liefst van de afgelopen drie maanden. Deel het door drie en je weet de gemiddelde uitgaven per categorie per maand. Zet je inkomsten erboven en trek je kosten hier vanaf. Onder aan de streep zie je wat je overhoudt. Of wat je tekort komt.
Misschien schrik je je rot. Omdat je veel meer uitgeeft aan onnodige dingen dan je dacht. Of het valt mee. En zie je dat je best een ruim budget hebt.
Nu weet je hoe je er financieel voor staat. En gaan we naar stap 2.
Stap 2: Kies je methode(s)
Veel mensen willen budgetteren. Maar lopen vast op het bepalen van een bedrag voor een budget. Om dat te bepalen heb je verschillende rekenmethodes. We leggen er een paar in ’t kort uit.
Methode 1: 50/20/30
Dit is een populaire en makkelijke budgetmethode. Het werkt als volgt:
50% van je inkomen gaat naar needs = vaste lasten, 20% gaat naar sparen/investeren en 30% gaat naar wants = wat je maar wilt.
Stel je verdient € 2.500 netto. Dan reserveer je € 1.250 voor je vaste lasten. € 500 gaat naar je spaarrekening. En € 750 mag je vrij uitgeven. Als je wilt, verdeel je die € 750 verder in potjes. Bijvoorbeeld een potje vakantie, leuke dingen doen en kleding. Niet iedereen komt uit met deze methode. Als je meer dan 50% van je inkomsten nodig hebt voor vaste lasten, loop je al vast. Je kunt de verdeelsleutel ook aanpassen.
Methode 2: Verdeel wat overblijft
Je begint bij je inkomsten. Daar trek je je vaste lasten vanaf. Dit zijn uitgaven waar je echt niet onderuit kan. Dus je huur, hypotheek, energie, internet en verzekeringen, bijvoorbeeld. Al kun je natuurlijk altijd proberen het bedrag te verlagen, bijvoorbeeld met een minder uitgebreid abonnement.
Stel je verdient € 2.000 netto. En je vaste lasten zijn € 1.000. Dan houd je € 1.000 over om te verdelen. Kijk welke kostenposten je hebt. Bijvoorbeeld boodschappen, benzine, kleding en leuke dingen doen. Die € 1.000 verdeel je over deze 4 potjes.
Dat doe je op gevoel. Dingen die jij belangrijker vindt, hebben een hoger budget. En je kunt per maand schuiven. De ene maand geef je bijvoorbeeld € 200 uit aan dagjes uit. En de maand erna € 10.
Methode 3: Check je uitgavenpatroon
Je kunt je budgetten ook vaststellen op basis van je huidige uitgaven. Bij stap 1 heb je je uitgaven van een paar maanden op een rij gezet. Kijk hier eens kritisch naar. Zoek uit hoeveel je per categorie uitgeeft. Dat kan heel handig via je bankieren app.
Ga na of wat je hebt gekocht, ook echt nodig was. Neem bijvoorbeeld kleding. Hoeveel geld ging daarheen? Was dat nodig, of waren het vooral impulsaankopen?
Misschien gaf je elke maand zo’n € 250 uit aan kleding. Terwijl je kast vol ligt met ongedragen items. Kijk dan of je bijvoorbeeld dat bedrag kunt halveren. Je budget wordt dan € 125.
Methode 4: Kijk wat doorsnee is
Weet je niet of wat jij uitgeeft veel of weinig is? Of wat een gangbaar budget-bedrag is? Gebruik de tool van het Nibud, die vind je via deze link. Je vult je leeftijd, woon- en gezinssituatie, inkomen en uitgaven in, en er komt een passend budget uitgerold. De bedragen zijn een richtlijn, gebruik ze zoals jij dat wilt.
Methode 5: 60 procent
Geen zin in allerlei potjes? De 60%-methode is heel simpel. Je budgetteert 60% van je inkomen voor alles wat je nodig hebt. Echt alles, dus boodschappen, huur, internet, verzekeringen, telefoon, benzine, noem maar op.
De overige 40% verdeel je zo: 10% naar je pensioen, 10% sparen voor de korte termijn, 10% sparen voor de lange termijn en 10% fun money.
Stel je verdient € 2.500. Dan heb je € 1.500 voor al je vaste en variabele kosten. En € 1.000 verdeel je bijvoorbeeld als volgt: € 250 naar een pensioenspaarrekening, € 250 naar je spaarrekening voor onverwachte uitgaves of een vakantie, € 250 naar beleggen en € 250 om uit eten te gaan of nieuwe schoenen te kopen. Ook hier geldt weer: doe het zo als je genoeg financiële ruimte hebt. Heb je die niet? Ga op zoek naar een andere, passende verdeelsleutel.
Stap 3: Doe wat voor jou werkt
Iedereen is uniek. En elke situatie is anders. Het belangrijkste is om inzicht te krijgen je financiën. Vervolgens combineer je één of meerdere budget-methodes om tot goede bedragen te komen. Hou die budgetten niet in je hoofd. Maar schrijf het op, gebruik digitale spaarpotjes of pin het geld cash en stop het in enveloppen. Dit geeft rust en overzicht. En het zorgt ervoor dat jij je beter aan je budget-bedragen houdt.
Vergeet niet dat budgetteren meestal niet gelijk goed gaat. Het is vaak even zoeken wat het beste voor jou werkt. Wees lief en geef jezelf de ruimte om hier en daar bij te schaven. Heb je eenmaal goede bedragen gevonden? Dan houd je je daaraan!