Hoe je over geldzaken praat, zegt veel over hoe je er (onbewust) over denkt. Als je nu eens andere woorden gaat gebruiken? Dan zul je zien dat je er ook anders over gaat denken. En dat je meer geld over houdt.
“Toen ik een paar jaar geleden tegenover een financieel adviseur zat, sprak ik steeds over mijn restschuld. Ik bedoelde daarmee het bedrag dat ik nog aan hypotheek open had staan. Ik werd door de man gecorrigeerd. ‘Zo noemen we dat niet’, zei hij. Officieel wordt de term restschuld alleen gebruikt wanneer je je huis verkoopt en er nog een stukje hypotheek open staat. ‘Betaluh, pannenkoek’, zegt je hypotheekverstrekker dan. En dan krijg je brieven waarin dat woord gebruikt wordt. Restschuld. Ik haalde mijn schouders op over die tik op de vingers. ‘Ik noem het wel zo’, antwoordde ik als twintiger brutaal.”
“Je kunt gewoon de woorden gebruiken die de meeste mensen geadopteerd hebben. Je werk noem je je baan. Het geld dat je voor je werk krijgt, is je salaris. Het zijn emotieloze woorden. Laten we één woord uit die reeks nemen. Salaris. Wat nu als je je salaris voortaan een beloning noemt? Dat impliceert dat je die krijgt omdat je er iets voor hebt gedaan. En dat is ook zo. Door je inkomen te zien als een beloning, ga je vanzelf anders kijken naar het uitgeven van die euro’s. Je wordt selectiever. Wil je jouw ontvangen beloning wel gebruiken voor een zoveelste spijkerbroek of little black dress? Is dat het waard? Heb je daarvoor je tijd ingeleverd?”
Dit schrijf ik in mijn nieuwe column voor Intermediair. Je leest ‘m hier helemaal.